Hadewijch: Rijmbrief 15
Van Hadewijch zijn naast haar Brieven ook een aantal Rijmbrieven overgeleverd. Ze worden ook wel Mengeldichten genoemd, omdat ze een diversiteit aan onderwerpen doornemen. De eerste zestien rijmbrieven vormen een afzonderlijke reeks en zijn te vinden in de oudste handschriften. De overige dertien brieven staan niet in het oudste handschrift dat we van Hadewijch hebben. Omdat zij qua vorm en inhoud heel anders zijn dan de eerste reeks, gaat men er van uit dat zij niet door Hadewijch geschreven zijn. De mystieke opvattingen zijn bijvoorbeeld nauw verwant met die van de school van mysticus Eckhart, wat weer wijst op een latere datering.
Deze vaak kleinere brieven zijn gericht aan haar leerlingen om de mystieke inzichten te verdiepen en uit te leggen. Persoonlijke adviezen en aanwijzingen om de minne te beoefenen worden gegeven. En dat gebeurt op een vertrouwelijke manier, ter ondersteuning van de aangeschrevene. Deze passages zijn aandoenlijk. Behalve de vijftiende rijmbrief is de eerste reeks rijmbrieven gesteld in een eenvoudig rijmschema (aa, bb, cc, enzovoort). Het volhouden van het strakke en simpele rijmschema komt wat gekunsteld over. Het lijkt wel alsof taalkunstenares Hadewijch hier vingeroefeningen heeft gedaan voor het grotere werk van haar Liederen. Maar ook bij haar rijmbrieven zijn prachtige staaltjes te vinden van haar poëtisch talent.
Ic groete dat ic minne
Met miere herten bloet.
Mi dorren mine sinne
Inder minnen oerwoet.
Ay, hertelike suete minne,
Volwasse na dijn wesen,
So moghen mine sinne
Vander doet ghenesen.
Ay, here over kare,
Waerdi dat ghi sijt
In uwe natuere, so ware
Iet mijns gheduerens tijt.
Ay, over suete raste,
Haddi al dat uwe vercreghen,
So waren mine laste
Verlicht die nu so weghen.
Ay, over suete natuere,
Hoe ghedoet die herte dijn?
Ic en can ghedueren ene ure,
Ic moet al der minnen sijn.
Ay, hertelike joffrouwe,
Dat ic so vele te u spreke,
Dat doet mi nuwe trouwe
Van dieper minnen treke.
Ay, hadden wij dat wij hebben,
So waren wij beide so rike,
So soudemen luttel venden
Iewerinc onse ghelike.
Ay, ic woede in moede met spoede
Na tgoede dat ic der minnen volsi;
Ay, in woet zijn vroet dats spoet,
Ja in woet van minnen vri.
Ic hake, ic wake, ic smake
Die sake die mi dunct soete;
Ic kinne met sinne daer es inne
Die minne mijns evels boete.
Ic doge, ic poghe omt hoghe,
Ic soghe met minnen bloede;
Ic groete dat soete, dat moete
Boeten mine orewoede.
Ic beve, ic cleve, ic gheve,
Ic leve op hoghen waen,
Dat mine pine die fine
In de sine sal al ontfaen.
Ay, lief, hebbic lief een lief,
Sidi lief mijn lief,
Die lief gavet omme lief,
Daer lief lief mede verhief.
Ay, minne, ware ic minne
Ende met minnen minne u minne!
Ay minne,om minne ghevet dat minne
Die minne al minne volkinne.
Ik groet die ik bemin
met het bloed van mijn hart.
Mijn gevoel droogt uit
door hevige verlangen naar minne.
Ai, geliefde, zoete Minne,
voltooi uw eigen wezen,
dan kan heel mijn gevoel
van de dood genezen.
Ai, allerliefste Heer,
waart gij, wat gij in wezen zijt
Zou ik dan rust vinden
in mijn tijdelijkheid.
Ai, overheerlijke rust,
als ik u helemaal had verkregen,
dan werden mijn lasten
verlicht, die nu zo zwaar wegen.
Ai, aller zoetste natuur,
hoe is het nu met uw hart gesteld?
Ik kan het nog geen uur uithouden
of ik moet al aan de minne toebehoren.
Ai, geliefde, jonkvrouw,
dat ik zoveel met u bespreek,
komt door het nieuw vertrouwen
nu minne mij dieper trekt.
Ai, hadden wij wat wij bezitten,
dan waren we beiden rijk,
en zou men weinigen vinden
die enigszins aan ons gelijk zijn.
Ai, ik ben snel in liefde ontstoken,
na het goede dat ik van minne ontving;
Ai, wijs zijn vol verlangen is prima
ja, in verlangen van Minne, vrij.
Ik smacht, ik kijk er na uit, ik proef
wat ik als heerlijk beschouw.
Ik ken met mijn innerlijke zintuigen
de Minne, de genezing van mijn kwalen.
Ik lijd, ik reik naar het hoogste,
ik voed me met bloed van minne,
ik begroet dat zoete, dat moet
mijn hevig verlangen stillen.
Ik beef, ik hecht me, ik geef,
ik leef helemaal in de veronderstelling
dat mijn lijden zal ophouden
en in het Zijne alles zal verwerven.
Ai, als ik één lief mag liefhebben,
wees jij dan, lief, mijn lief,
Die gaf wat je lief was, lief,
waar lief lief mede verhief.
Ai, minne, ware ik minne
Kon ik met minnen uw minne beminnen.
Ai, minne, geef omwille van minne dat minne
al minnend heel minne kennen mag.
Verder lezen
De eerste zestien rijmbrieven zijn op hertaald (eveneens op rijm) door M. Ortmanns-Cornet. Het boek is enkel nog tweedehands te verkrijgen.
Hadewijch, Mengeldichten of rijmbrieven, hertaald door M. Ortmanns-Cornet en ingeleid door W. Corsmit, Tabor, Brugge, 1988.