Sophie Calle: À toi de faire, ma mignonne
De kunstwerken van Sophie Calle laten een blijvende indruk achter. Zo ook weer in de overzichtstentoonstelling van haar werk in het Musée Picasso te Parijs. De expositie heeft de veelzeggende titel À toi de faire, ma mignonne (Het is aan jou, mijn liefste). Een oproep voor de vele bezoekers. Laat ik de uitnodiging aannemen en vertellen wat me zo raakt in haar werk. Zeker nadat ik haar tegen het lijf liep op de expositie en zij zo geestdriftig vertelde over haar werk.
Vijftig jaar na de dood van Pablo Picasso heeft het Musée Picasso in Parijs zijn muren leeg gemaakt voor de Franse kunstenaar Sophie Calle. Als Picasso’s ervoor wijken, dan moet je wel een grote naam zijn. Op de bovenste etage is zelfs een woonkamer ingericht voor Sophie Calle, want ze wil blijven overnachten bij haar werk. Ook al geeft dat problemen voor de beveiliging. Boven bij haar kamer ontmoet ik haar, geheel onverwacht. Ze is in gesprek met twee vriendinnen. Uit de de losse hand vertelt ze over de alledaagse, diepe lagen van haar kunst. Deze toevallige gebeurtenis lijkt me typerend voor haar werk.
Sophie Calle is extreem gedreven om van haar leven een kunstwerk te maken, en vooral van haar meest intieme momenten. Het museum is tijdelijk haar kamer geworden. Voor haar werk gebruikt ze alle mogelijke media: boeken , foto’s , video’s , films , performances, enzovoort. De diversiteit aan kunst vult het museum; het wordt van haar.
De tentoonstelling opent met een tekening die Sophie Calle als kind maakte. Toen haar grootmoeder deze zag, riep ze uit dat ze een Picasso in de familie hadden. Al heeft Calle de kunstwerken van Picasso op drie na weg laten halen, zijn creatieve geest is gebleven. Veel werk van haar roept op een of andere manier Picasso op. Bovendien heeft ze met haar expositie ook een eerbetoon aan hem gebracht. Zo is in een van de zalen haar fotoserie “Picasso’s in quarantaine” te zien. Het zijn 20 foto’s die ze in het Musée Picasso maakte tijdens de pandemie. Om de ruimtes schoon te maken toen het museum gesloten was, waren de schilderijen van Picasso ter bescherming afgedekt. De foto’s tonen Picasso’s schilderijen in quarantaine, wat een gedeelde afzondering oproept.
Verder zijn er ook ‘spook-Picasso’s’ te zien. Het zijn werken die het museum uitgeleend heeft en daarom niet in het museum te vinden zijn. Ze vroeg museummedewerkers om de uitgeleende werken met eigen woorden te beschrijven. Ze print de teksten op sluiers en hangt de sluiers voor de lijsten. Nu zijn het spook-doeken geworden die de afwezige werken toch tekstueel present stellen.
Op een grote wand maakt Calle haar eigen versie van Guernica, het monumentale schilderij van Picasso uit 1937. De wandinstallatie van Calle heeft exact dezelfde afmetingen als die van Picasso (3,5 bij 7,7 meter). Haar Guernica heeft exact dezelfde afmetingen als die van Picasso (bijna 3,5 bij 7,5 meter). Ze bestaat uit 200 werken uit haar persoonlijke collectie van kunstenaars als Christian Boltanski, Diane Arbus, Damien Hirst en Cindy Sherman. Haar ouders en zijzelf hebben deze werken verzameld.
Een van de thema’s die Calle intrigeert is blindheid. Zo vraagt ze bijvoorbeeld aan blinde jongeren welke kleur ze het mooiste vinden. En vervolgens maakt ze een fotoportret van die persoon in relatie tot de lievelingskleur. In Istanbul interviewt ze blind geworden mensen rond de vraag “Wat is het laatste ding dat je gezien hebt?”. In een ander project, Voir la mer filmde ze mensen, ook in Istanbul, die nog nooit eerder de zee hadden gezien. Hoe kijken zij en wat ervaren zij? Het is een zintuiglijke en emotionele ervaring. Hun reacties, vastgelegd op video, worden geprojecteerd naast Picasso’s schilderijen van de zee, waardoor een visuele en emotionele dialoog ontstaat tussen de werken van de twee kunstenaars.
Haar dagelijks leven maakte Sophie Calle tot kunstenaar. In Tokio zei ze in een vraaggesprek “Ik wilde dat mijn bed vierentwintig uur per dag bezet was, net als die fabrieken waar ze nooit stil lagen. Dus vroeg ik mensen om acht dagen lang om de acht uur binnen te komen. Ik maakte elk uur een foto. Ik observeerde mijn gasten terwijl ze sliepen. […] Een van de mensen die ik had uitgenodigd om in mijn bed te slapen, die ik op straat had ontmoet, was de vrouw van een kunstcriticus. Toen ze thuiskwam, vertelde ze haar man dat ze acht uur in mijn bed was komen slapen, en dat hij wilde zien wat het allemaal betekende. En zo werd ik kunstenaar.” (15 november 1999).
Duizenden alledaagse voorwerpen worden uitgestald in vitrines, omdat zij betekenis hebben die veel verder gaat dan waar zij voor dienen. Een ring is de ring van haar moeder. Zo gaat een kunstproject over de inventarisatielijst die gemaakt wordt van de inboedel van haar huis. Op de lijst staat naast de droge beschrijving van elk item ook een persoonlijke toelichting. De piano, nummer zoveel, is niet alleen een muziekinstrument, maar het is ook een ‘stille piano’ die ze nooit heeft bespeeld maar wat ze altijd wel wilde kunnen. De piano maakt deel van haar verlangen. In een ‘gewone’ opsommingslijst zou nooit staan wat een object voor de eigenaar betekende.
Intieme ervaringen uit haar leven zijn de drijfveer voor haar creaties. Een confronterend en ontroerend voorbeeld hiervan is de ruimte in het museum die ze ingericht heeft als de slaapkamer van haar bejaarde moeder. Het is een donkere ruimte waar niet gefilmd of gefotografeerd mag worden. Er wordt een film geprojecteerd van haar stervende moeder die op het bed ligt. Het is middag voor de avond dat ze sterft. Het is een intiem portret. Sophie Calle schrijft: “Ze heette achtereenvolgens Rachel, Monique, Szyndler, Calle, Pagliero, Gonthier, Sindler. Mijn moeder vond het fijn dat mensen over haar praatten. Haar leven kwam niet in mijn werk voor, en dat irriteerde haar. Toen ik mijn camera neerzette aan het voeteneind van het bed waarin ze op sterven lag – uit angst dat ze in mijn afwezigheid zou overlijden, terwijl ik erbij wilde zijn en haar laatste woorden wilde horen – riep ze uit: ‘Eindelijk.'”
En twee jaar later: “Ik begroef het portret en de juwelen van mijn moeder aan de oever van de Noordelijke Gletsjer. We hadden geluk: als de boot me een paar meter naar het zuiden had afgezet, waren ze op de Starvation Glacier beland.
Mijn moeder droomde er altijd van om naar de Noordpool te gaan. Ze stierf twee jaar geleden zonder die droom te hebben vervuld. Misschien wilde ze hem levend houden.
Vorig jaar werd ik uitgenodigd voor een bezoek aan de Noordpool, en ik ging voor haar. Om haar erheen te brengen. In mijn koffer: haar portret, haar Chanel-ketting, haar ring.
Sophie Calle streelt mijn hart wanneer ik haar project Secrets zie. Een stokpaardje van mij is dat mensen meer zouden moeten leren leven met geheimen. De belangrijkste zaken in een leven blijven geheim: bijvoorbeeld waarom je van iemand houdt. Sophie Calle vraagt stelletjes om een geheim: “Laat ze me allebei een geheim vertellen. Installeer twee kluizen in hun huis. Bewaar elk geheim in een eigen kluis. De codes houd ikzelf. De geliefden zullen met elkaars geheim moeten leven binnen handbereik, maar buiten bereik.”
Calle verbindt werkelijkheid en fictie met elkaar, en vaak met een kwinkslag. Misschien is dat wel een definitie voor goede kunst. Ze slaat daarmee ook een barst in de werkelijkheid èn in het fictieve. Vaak is niet te achterhalen waar werkelijkheid en fictie in elkaar overgaan. Dat maakt haar werk zo intrigerend. Heb ik haar echt ontmoet?
Zijsporen
De expositie À toi de faire, ma mignonne is van 3 oktober 2023 tot 7 januari 2024 in het Musée Picasso te Parijs.
Op de expositie is ook een van haar beroemdste werken te zien: Take care of yourself (2007). Zie elders op deze site.
© Adrie Lint
13 November 2023