Stephan Vanfleteren fotografeert
Bij het zien van deze foto besef ik: zo loop ik door het vlakke land van Vlaanderen. Het licht, het zwart, de grijzen, ze zijn perfect. Zo hebben mensen het land geschapen naar beeld en gelijkenis van God. Met zijn camera pakt Stephan Vanfleteren dit beeld dat uit zoveel lagen bestaat. Een goddelijk licht glanst op de kasseien. Gras groeit in de goot. Het netwerk komt tot stilstand. Om stil van te worden. En deze meester van het zwart-wit heeft nog veel meer beelden gemaakt. Al vind ik dit wel zijn mooiste.
In het FOMU, het Fotomuseum van Antwerpen is een eerste grote overzichtstentoonstelling van deze Belgische fotograaf (2020). Ieder die van foto’s houdt mag het zeker niet te missen. Gelukkig kunnen we nu nog genieten van zijn indrukwekkend fotoboek Present. Meer dan 500 foto’s heeft hij verzameld uit geheel zijn oeuvre en toegelicht met fijngevoelige teksten.
Zo schrijft hij bijvoorbeeld over zijn fotograferen in Friesland: “Niet alleen de Friezen zijn stil. Het landschap is dat nog meer. Hier besef ik ten volle dat een landschap ook een portret is. Dat het portret in het landschap sluipt en omgekeerd, dat het landschap in het portret infiltreert. Een barst in het ijs is als een rimpel in de nek, een wolk als een grijze baard, een kronkelige weg als een litteken.
Fotografeer je een boom in een veld, dan is hij niet bezig met zijn voorkomen. Hij kijkt niet terug, hij geeft geen commentaar, je moet er geen afspraak mee maken en hij staat altijd op dezelfde plaats. Een boom is een boom. Met trage dorst en veel geduld. Het seizoen bepaalt zijn kostuum. Ik ben geen boomknuffelaar, maar ik erken de magische kracht van dit wonder. Samen met de olifant en de walvis is de boom een van de drie organismen die de mens overklast in présence.
Het hoeft niet altijd opzienbarend te zijn. Heb je al eens goed gekeken naar een korenveld in de wind? Naar een trillende strohalm of verstuivend zand? Ik geloof in de theorie dat het landschap in de ziel van zijn bewoner kruipt. Een alpenboer is iemand anders dan een zeevisser, een woestijnnomade verschilt van een indigenous uit het evenaarswoud. ”
(Stephan Vanfleteren, Present, Uitgeverij Hannibal, p. 270.)
Drie weken later, tijdens corona, schrijft Stephan Vanfleteren in de Volkskrant van 24 maart:
“Het gaat niet zo goed met de wereld, of juister, het gaat niet zo goed met de mensheid en haar systeem. Terwijl steden spoken en economieën barsten, gedraagt de natuur zich niet veel anders dan normaal. De lente ontluikt. Vorige week zag ik de eerste hommel, eergisteren een vlinder en vandaag nog een paarse dovenetel in de duinen. Wolken drijven voort, vogels fluiten naar elkaar, golven breken en in het Westen verdwijnt het licht. Alles zoals altijd.
En toch kijk je nu beter. Je ziet dat de winterstormen het strand hebben veranderd. Dat eb anders terugstroomt naar de zee. Je fantaseert uitvergrootte virussen in de kruinen van de geknakte bomen. Je tuurt naar de appartementsgebouwen en je denkt niet aan toeristen maar aan gevangenen. Een onzichtbaar virus laat je anders kijken. Tijdelijk geluk bij een groot drama.
Tijdens het avondjournaal ga ik op wandel. Naar zee, duinen of bos, altijd bij valavond. Wandelingen die trager, langer en donkerder zijn dan voorheen. Geen haast, er wachten geen ongeduldige berichten in je mailbox. Langer op weg, het normale leven staat toch stil. De tocht eindigt altijd in het duister, want het licht wacht op niemand. Wandelen wordt slenteren. Blijven hangen, op mijn stappen terugkeren, wachten, kijken, observeren. En fotograferen uit de losse pols, die geen horloge draagt. Sommige klappen in de handen, zingen of maken muziek vanaf een balkon. Anderen sturen gedichten rond via mail of hangen een wit doek aan het raam. Allen even zinloos, en toch zo geweldig nuttig. De medemens troost en steunt.
Op wandel in het avondland.
De avond valt niet alleen.
Straks zullen we samen opstaan.”
(Bij de tekst staan foto’s die hij zelf uitzocht uit eigen werk)